Degene die dit gezegde heeft bedacht, wellicht een Fransman met een hoge hoed op, mag zich ook nu nog op de borst kloppen en een pluim op die hoed steken. Het lijkt een ouderdomskwaaltje dat het brein zich graag naar het verre verleden verplaatst. Dan komen vergelijkingen met de huidige tijd boven water drijven en is de behoefte voor weer eens een verhaal niet te onderdrukken.
Een regelmatig bezoek aan het Rood – Zwart complex dwingt je als het ware even zo’n 60 jaar terug in de tijd te gaan. Toen beschikte onze club slecht over één speelterrein, het huidige oefenveld en een kleedlokaal aangelegd met betonblokken en een metalen buis met geboorde gaatjes waaruit water stroomde. Dit als de welbekende Gerard Bruins de pomp op een juiste wijze in gang had gezet. Dat er voor het toenmalige bestuur veel werk aan de winkel was behoeft geen betoog. Met de groei van Delden kon uitbreiding van sportaccommodatie niet achterwege blijven. Het leek alsof de vele geleerden die het toenmaals voor het zeggen hadden de waarde van s[portbeoefening nog moest worden bijgebracht. Dat we in die tijd al met de pet langs de parochianen gingen, we waren immers een gedegen r.k. club, verschafte ons de benodigde pecunia om voorbereidingen voor uitbreiding te durven treffen. Een lening via de KNVB en toch een bescheiden subsidie van gemeentewege maakten de uitbreiding van een tweede speelveld met kleedkamers, gebouwd van gewone bakstenen, mogelijk. De voltooiing vond n.m.m. in het jaar 1962 plaats. Dat is dan 60 jaar geleden dus.
Het leek er op dat de rozen het gehele jaar door bloeiden. Aannemer de heer Kieboom, wiens zoon met graafmachines e.d. de boerenwei recht sleepte, verrichte dat werk voor een bescheiden prijsje. Ook landbouwer de heer Wes had een sociaal hart en dat betekende dat we zijn huurcontract met de stichting Twickel niet voor te grote bedragen behoefden af te kopen. De omheining van betonnen palen met stevige metalen buizen bepaalden verder de netheid van het complex in die tijd.
Zo’n 50 jaar nadien trof ik, helaas in een invalidenkar, nog de man die destijds hielp de palen langs het terrein te plaatsen. Het was vanwege vele wandelaars druk in de stad. Hij verzocht mij hem te helpen de straat over te steken. In onvervalst Twents voegde hij er aan toe:”aj het nich doot dan gao ik naor het voetbalveeld en trek ik alle pöle( palen) oet de groond.” Ondanks zijn handicap toch een geweldig humorvolle man met een geheugen op peil.
Als ik dan al maanden lang onze terreincommissie met veel jongeren een soort onderhoudsprogramma zie afwerken, herleven de tijden van weleer. De subsidiekranen gaan nu wat wijder open en opbrengsten uit anderen hoofde maken het mogelijk en bepaald vastgesteld programma uit te voeren. Plannen bedenken is niet het moeilijkste vak. Het realiseren vraagt om daadkracht. Daar is dan het woord hulde o.m. voor bedacht. Dan praat ik nog maar over het huidige tweede speelveld.
De jeugd van deze tijd kan de voorbeeldfuncties van de ouderen best gebruiken. Hun deelname aan een daadwekelijk proces om onze vereniging een bepaalde status te doen behouden is te prijzen Ik durf te zeggen dat die positieve gedachtegang ook in de prestaties op het sportveld zullen gaan doorwerken. De jeugd gaat hiervoor vanaf nu op de tanden bijten. Met zeker meer dan één oud mannetje aan de zijlijn. Het woord trots is hiervoor bedacht.
Nestor.